Mea culpa

Wanneer iets niet helemaal loopt zoals je hoopte, is er niks heerlijkers dan met grote ogen kunnen volhouden dat het toch écht niet jouw schuld is. In mijn geval is dit, helaas, totaal niet aan de orde.

Een verplicht onderdeel van een masterstudie aan het conservatorium is het doen van een research. Hoe je dit vormgeeft wordt helemaal vrijgelaten, maar dat het een omvangrijk project moet zijn staat vast. Tijdens de introductiedag van de opleiding wordt het de studenten al ingepeperd: begin op tijd, liever vandaag dan morgen, want voor je het weet is de tijd alweer bijna voorbij en moet het allemaal klaar zijn. Zwaar overdreven, vond ik, en besteedde er geen aandacht meer aan. De poëtische deadline van Valentijnsdag 2014 was in september 2012 nog ver aan de horizon. Met een nieuwe docent, een nieuwe opleiding en een concours in het vooruitzicht had ik wel wat beters te doen.

Het jaar vloog om, en toen kwam de zomer. En wat voor zomer het was! Zittend op het dakterras van mijn studentenhuis kwam de gedachte af en toe voorbij dat het misschien wel slim zou zijn als ik deze tijd zou gebruiken om mijn research te schrijven. Maar de zon scheen, bleef schijnen, en met ‘je moet soms ook gewoon genieten’ was de zaak weer afgedaan.

Afgelopen oktober begon het voor het eerst een beetje te kriebelen. Glorieus had ik tot nu toe elke deadline gemist, en de eerste ‘Ik wilde even informeren hoe het staat het de voortgang’-mails van de researchcoördinator begonnen binnen te komen. Ik keek in mijn agenda, zag hoeveel ik de komende tijd te doen had, en bedacht dat mijn geflierefluit – hoewel plezierig – wellicht toch niet zo verstandig was geweest. Als oplossing besloot ik om mijn conservatoriummailadres uit voorzorg maar niet meer te checken. Wat niet weet wat niet deert, en in ontkenning leefde ik vrolijk verder.

Begin december kon ik er echt niet meer onderuit en maakte ik toch maar een afspraak met de researchcoördinator. ‘Ja, het gaat goed, maar ik loop een béétje achter’, hoorde ik mezelf met een vreemde mengeling van twijfel en bluf zeggen. ‘Ik had het druk. Met spelen, studeren, met leven... je weet wel.’ Maar toen ik daarna eindelijk echt aan de slag ging bleek – hoe kan het ook anders – dat hoe meer ik me in de materie verdiepte, des te meer ik door het onderwerp gegrepen werd. De laatste dagen van 2013 spendeerde ik dan ook woest typend achter mijn laptop, in een schamele poging de verloren tijd in te halen.

Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten, luidt het aloude adagium, en nu zit ik bovenop een van zichzelf al volle agenda bol van de stress te werken om alles over anderhalve week klaar te hebben.
‘Who’s sorry now?’ zingt Ella Fitzgerald me met fluwelen stem vanuit mijn geluidsboxen toe, en dan kan ik het toch niet laten terug te snauwen dat als zij zoiets had moeten doen ze vast wel anders had gepiept.

Ironisch genoeg kan ik met de kennis van nu maar één ding denken: was ik maar in september 2012 begonnen, want voordat ik het wist vloog de tijd voorbij en moet het nu allemaal klaar zijn.

Maar ach, van de andere kant: wat was die ontkenning toch heerlijk!