Over dippen en doorzetten

Door op jonge leeftijd een muziekinstrument te leren bespelen ontwikkel je allerlei vaardigheden: cognitief, motorisch, sociaal en ga zo maar door. Nu de kunstensector de laatste jaren onder vuur ligt verschijnt er om de zoveel tijd wel ergens een artikel waarin wetenschappers de voordelen van het leren bespelen van een muziekinstrument aanhalen. Superinteressant natuurlijk, maar ik denk dat er weinig mensen zijn die na het lezen van zulke argumenten besluiten om hun kind de dag erna bij de muziekschool af te zetten.
Onzin. De meeste kinderen en jongeren zitten op muziekles omdat ze het leuk vinden om een instrument te leren bespelen, omdat ze in de muziek hun emoties kwijt kunnen (vooral pubers!), of –
last but not least – omdat hun vriendjes/vriendinnetjes het ook doen.

Maar niks is natuurlijk de héle tijd leuk, ook viool spelen niet. En laat het nou eens zijn dat mooi viool leren spelen een lange adem vereist, niet alleen van de leerling maar vooral ook van de ouders. De meeste kinderen die op pianoles gaan kunnen na de eerste les al ‘Mieke heeft een lammetje’ spelen. Voordat een gemiddelde vioolleerling in staat is om een voor de luisteraar herkenbare interpretatie van dit prachtige stuk te spelen is de leerling al gauw een paar maanden verder. Het goed vasthouden van de viool en de strijkstok, het op de juiste plek neerzetten van de vingers, en strijken zonder te krassen: het vergt tijd en inzet. Jammer genoeg heb ik de laatste jaren ervaren dat veel kinderen en hun ouders het deze tijd niet willen geven. Zelfs 10 minuten per dag oefenen wordt regelmatig als te veel ervaren, en ouders willen vaak hun kind niet verplichten tot oefenen ‘omdat het wel leuk moet blijven’. Dit is een tegenstelling die ik niet zo goed snap. Hoeveel jonge kinderen hebben er immers de discipline om elke dag uit zichzelf een bepaalde activiteit te doen, zonder dat dit door ouders actief gestimuleerd wordt? Van tandenpoetsen wordt dit niet verwacht, maar van viool spelen kennelijk wel.

Wat betreft het oefenen leert de ervaring dat het venijn niet in de spreekwoordelijke staart maar in de kop zit: juist het beginnen wekt vaak tegenzin op. Als de kinderen eenmaal bezig zijn komt het plezier meestal snel terug, zeker als ze na afloop worden gecomplimenteerd met hun goede werk.

Als leerlingen eenmaal de basisbeginselen van het vioolspel onder de knie hebben wordt het doorzetten beloond: dan hebben ze namelijk het niveau dat ze samen met leeftijdsgenoten in orkestjes kunnen gaan spelen. Thuis alleen in een kamertje viool spelen kan heel leuk zijn, maar samen muziek maken werkt vaak enorm motiverend en vervult leerlingen (en hun ouders!) vaak met enorme trots.

Veel kinderen stoppen echter met spelen zodra het even tegenzit. Als een leerling er echt geen zin meer in heeft is stoppen een logische keuze, maar ik merk dat ouders vaak de eerste motivatiedip van hun kind niet willen uitzitten en (te) snel ervoor kiezen om op te houden met de lessen.

En ik? Ik werd vroeger gewoon door mijn ouders aan de studie gezet. ’Hoe laat ga je violen?’ was de vaste vraag als ik uit school kwam. Soms ging het oefenen gepaard met schreeuwen en brullen, maar na afloop was ik toch altijd blij dat ik het gedaan had. Tegen de tijd dat ik naar de middelbare school ging speelde ik in het juniorenorkest van de muziekschool waar ik veel vriendinnen had gemaakt en was ik trots dat ik iets kon wat de meesten in mijn klas niet konden. Mijn ouders hoefden zich er steeds minder mee te bemoeien en ik ging het spelen steeds leuker vinden. De discipline die ik leerde door het viool spelen heeft er mede toe geleid dat ik met vlag en wimpel mijn middelbare schooldiploma behaalde. En daarna, mijn universitaire diploma. Nu, jaren later, ben ik mijn vioolstudie aan het beste conservatorium van Nederland aan het afronden. En de vriendinnen van de muziekschool? Die heb ik nog steeds.