Oskar Backer

’Competitions are for horses’, zei de Hongaarse componist Béla Bartok toen hem gevraagd werd naar zijn mening over muziekconcoursen. Toch weerhoudt dit veel jonge musici er niet van om mee te doen aan de ettelijke muziekwedstrijden die onze wereld kent. In Nederland is het meest prestigieuze concours voor violisten het Nationaal Vioolconcours Oskar Back, in de muziekwereld ook wel afgekort tot simpelweg ‘het Oskar Back’. Dhr. Back was een Oostenrijkse violist die lange tijd heeft lesgegeven aan het conservatorium in Amsterdam, en in zijn naam is deze wedstrijd in de jaren zestig opgericht.

Hoewel de naam van dit concours buiten de muziekwereld waarschijnlijk weinigen wat zal zeggen: hieraan meedoen is nogal een dingetje. Het programma dat ingestudeerd moet worden is heel uitgebreid, en de voorbereidingen nemen in de meeste gevallen het hele schooljaar in beslag – hoewel echte fanatiekelingen natuurlijk al voor de zomervakantie beginnen met studeren.

Toen het programma voor deze editie in mei vorig jaar bekend werd gemaakt werd er in de wandelgangen van het conservatorium direct uitgebreid over gesproken. Ja, het was deze keer een mooi programma geworden… maar wel moeilijker dan de vorige keer! Wie zouden er allemaal mee gaan doen? En hoe vervelend was het dat de zeer virtuoze caprices van Paganini al in de eerste ronde gespeeld moesten worden?

Zoals elk belangrijk evenement betaamt was een gedeelte van het programma van tevoren uitgelekt. Bij een niet nader te noemen viooldocent was een groot aantal studenten in maart vorig jaar opeens het vioolconcert van Brahms gaan studeren… Toeval? Niet dus. De vioolconcerten van Brahms en Korngold bleken het finaleprogramma van het concours te zijn. Gelukkig blijken wij violisten collegialer te zijn dan gehaaid en was dit nieuws onder potentiële deelnemers publiek geheim.

In wat voor vlaag van verstandsverbijstering ik me bevond weet ik niet meer, maar ook ik heb me aan het begin van dit schooljaar opgegeven voor het Oskar Back. Als ik studiegenoten, (oud)docenten en collega’s tegenkom wordt mij niet meer gevraagd hoe het met mij gaat, maar hoe het gaat met de voorbereidingen. Welke voorbereidingen ze bedoelen wordt niet eens meer gespecificeerd: ik ben, zij het tijdelijk, verworden tot een ’Oskar Backer’.

Hoewel ik met ziel en zaligheid viool speel had deze ontwikkeling tot reactie dat ik sterk studieontwijkend gedrag ging vertonen. Mijn editie van de solosonates van Bach lag te verstoffen in de kast, maar mijn administratie was nog nooit zo op orde geweest, en ik kan je werkelijk alles vertellen over de toelatingseisen voor de zij-instroom van de masteropleiding geneeskunde.
If that doesn’t say it all, I don’t know what does.

Ik heb gemerkt dat het mooiste aan zo’n concours in de voorbereiding zit. Menig Amsterdamse woonkamer heb ik de afgelopen tijd opgeluisterd met Mozart, Fauré en Bach, en heb hierdoor allerlei nieuwe mensen leren kennen. Onder de Oskar Backers is er driftig gediscussieerd over de handigste vingerzettingen voor moeilijke passages en ik durf te wedden dat werken van Guus Janssen nog nooit zo gepassioneerd door de studeerkamers van de conservatoria hebben geklonken.

Volgende week vrijdag moet ik officieel aan de bak: om 11.55 uur is het mijn beurt om in de Kleine Zaal van het Concertgebouw de eerste ronde van het Oskar Back te spelen. Soms wordt mij gevraagd of ik het niet erg zou vinden als het concours voor mij na de eerste ronde eindigt. Vreemd genoeg kan dat me weinig schelen: zo lang ik maar míjn verhaal heb kunnen vertellen met de muziek vind ik alles wel best. De try-outconcerten die ik nu speel betekenen voor mij meer dan dat hele officiële concours en alles wat erbij hoort. En als het concours afgelopen is staan de volgende projecten alweer te wachten: ik ben dan geen Oskar Backer meer, maar wel weer Eva. Gewoon Eva. En stiekem kijk ik daar best naar uit.